drag

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord drag dragte
verkleinwoord draggie draggies

Zelfstandig naamwoord

drag

  1. (dierkunde) dracht

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  drag (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA:
enkelvoud meervoud
drag drags

Zelfstandig naamwoord

drag

  1. ruk
  2. (visserij) dregnet
  3. (scheepvaart) drijfanker
  4. (landbouw) eg
  5. (techniek) remschoen
  6. (informeel) (Amerikaans Engels) feestje, fuif (m.n. voor lhbti'ers)
  7. (informeel) (Amerikaans Engels) aanhang
  8. (informeel) peuk, sigaret
  9. (natuurkunde) luchtweerstand (bij sporten, vliegen etc.)
vervoeging
onbepaalde wijs to  drag 
he/she/it  drags 
verleden tijd  dragged 
voltooid
deelwoord
 dragged 
onvoltooid
deelwoord
 dragging 
gebiedende wijs  drag 

Werkwoord

drag

  1. overgankelijk slepen, trekken
  2. onovergankelijk dreggen
  3. onovergankelijk achterblijven
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.