eigendomsrecht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eigendomsrecht    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ei·gen·doms·recht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eigendomsrecht eigendomsrechten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

heteigendomsrechto

  1. (juridisch) zakelijk recht dat aan de eigenaar de volheid van bevoegdheden verleent om rechtstreeks het goed ervan te gebruiken, hiervan het genot te hebben en erover te beschikken
     We leefden in een tijd waarin het lichamelijke eigendomsrecht op de echtgenote, verloofde of geliefde sinds lang was afgeschaft.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord eigendomsrecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.