fokker

Uitspraak

• Geluid:  fokker    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈfɔkər / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• fok·ker

Woordherkomst en -opbouw

• [1] van Middelnederlands fockere, afgeleid van fokken met het achtervoegsel -er ^{[1] [2]}
• [2] eponiem afgeleid van Fugger , de naam van een zeer rijk geslacht van Duitse bankiers uit de 15e en 16e eeuw ^{[3] [4]}
• [3] van Rotwelsch 'focken' "gaan, dwalen, zwerven" ^[5]

Zelfstandig naamwoord

de fokker m

1. (beroep) iemand die (als beroep of uit liefhebberij) dieren houdt met de bedoeling hun voortplanting zo te laten verlopen dat hun nageslacht bepaalde erfelijke eigenschappen zal vertonen

   ▸ De meeste fokkers en handelaren doen weliswaar gewetensvol hun werk en verkopen gezonde dieren, zegt ze, maar dieren worden ondertussen ook druk gefokt voor tentoonstellingen, en daar gaat het nu juist om de uiterlijke kenmerken.^[6]

2. (verouderd) iemand die heel rijk is

   ▸ Hij is een rijke fokker.^[7]

3. (verouderd) (straattaal) rondtrekkende arme dakloze

Gangbaarheid

• Het woord fokker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fokker" herkend door:

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen