gezegde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gezegde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·zeg·de
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘spreekwijze’ voor het eerst aangetroffen in 1785 [1]
  • afgeleid van gezegd met het achtervoegsel -e
enkelvoud meervoud
naamwoord gezegde gezegden
gezegdes
verkleinwoord gezegdetje gezegdetjes

Zelfstandig naamwoord

hetgezegdeo

  1. (taalkunde) een vaste idiomatische verbinding met een figuurlijke betekenis, maar zonder werkwoord
    • Wat is het verschil tussen een spreekwoord, een zegswijze en een gezegde?[2] 
  2. (grammatica) het geheel van alle werk- en naamwoorden in een zin die samen met het onderwerp de zinsbasis (zinskern) vormen
    • Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • gezegdezin
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: zeggen…
verbogen vorm: gezegdee

gezegde

  1. verbogen vorm van gezegd, voltooid deelwoord van zeggen

Bijvoeglijk naamwoord

gezegde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van gezegd [3]

Gangbaarheid

  • Het woord gezegde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.