holt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  holt    (hulp, bestand)
  • IPA: /hɔlt/
Woordafbreking
  • holt
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

hetholto

  1. (onderwijs) (historisch) (België) beroepsopleiding met veel theoretische kennis die 4 of 5 jaar duurt, vergelijkbaar met de tegenwoordige masteropleiding aan een hogeschool
Schrijfwijzen
  • HOLT
Verwante begrippen

Zelfstandig naamwoord

Werkwoord

vervoeging van
hollen

holt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hollen
    • Jij holt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hollen
    • Hij holt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hollen
    • Holt! 

Gangbaarheid

  • Het woord holt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

holt

  1. hout

Angelsaksisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Germaanse *hultą

Zelfstandig naamwoord

holt o

  1. hout

Drents

Zelfstandig naamwoord

holt

  1. hout
Schrijfwijzen
  • olt

Middelengels

Woordherkomst en -opbouw
  • Uit het Angelsaksische holt

Zelfstandig naamwoord

holt

  1. bos, een klein woud; een beboste heuvel, bosschage

Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

holt o

  1. hout
  2. tak, stok, balk
  3. bos
Synoniemen
  • hout (meer gangbare uitspraakvariant)

Gronings

Zelfstandig naamwoord

holt

  1. hout

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

holt

  1. hout
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Noord-Fries

Zelfstandig naamwoord

holt

  1. hout

Meer informatie

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / huːlt /
Woordafbreking
  • holt
Naar frequentie 41290

Bijvoeglijk naamwoord

holt

  1. onbepaald onzijdig enkelvoud stellende trap van hol

holt

  1. onbepaald onzijdig enkelvoud stellende trap van hol

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / huːlt /
Woordafbreking
  • holt

Bijvoeglijk naamwoord

holt

  1. onbepaald onzijdig enkelvoud van hol

Oudnederlands

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Germaanse *hultą

Zelfstandig naamwoord

holt o [3]

  1. hout
  2. boom
  3. bos, woud

Bijvoeglijk naamwoord

holt [4]

  1. trouw, toegenegen

Schots

Zelfstandig naamwoord

holt

  1. bos, bosschage

Sallands

Zelfstandig naamwoord

holt

  1. hout
Schrijfwijzen
  • olt

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /ɦɔlt/
Woordafbreking
  • holt
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Duitse halt

Partikel

holt

  1. (spreektaal) nou
Schrijfwijzen
Gelijkklinkende woorden
Synoniemen
  • tak
  • inu
  • tedy
  • ovšem

Verwijzingen

Twents

Zelfstandig naamwoord

holt

  1. hout
Schrijfwijzen

Veluws

Zelfstandig naamwoord

holt

  1. hout
Schrijfwijzen

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.