hos

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hos    (hulp, bestand)
  • IPA: /hɔs/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • hos

Werkwoord

vervoeging van
hossen

hos

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hossen
    • Ik hos. 
  2. gebiedende wijs van hossen
    • Hos! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hossen
    • Hos je? 

Gangbaarheid

  • Het woord hos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Latijn

Uitspraak
  • IPA: /hoːs/

Aanwijzend voornaamwoord

hōs

  1. deze, dit (mannelijk: accusativus meervoud)
Verbuiging

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /hus/
Woordafbreking
  • hos
Woordherkomst en -opbouw
  • Verwant met til hus (parallelle vorm)
Naar frequentie 250

Voorzetsel

hos

  1. bij (iemand)
  2. (verschil) tussen
    «Enorm prisforskjell hos tannlegene i Norge»
    Enorm prijsverschil tussen de tandartsen in Noorwegen

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /hus/
Woordafbreking
  • hos
Woordherkomst en -opbouw
  • Verwant met til hus (parallelle vorm)

Voorzetsel

hos

  1. bij (iemand)
  2. (verschil) tussen

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  hos    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hos

Voorzetsel

hos

  1. bij (iemand)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.