hi
Baskisch
Voornaamwoord
hi
- jij (familiaal)
Bretons
Uitspraak
- IPA: /ˈhiː/
Voornaamwoord
hi
- zij (enkelvoud)
Catalaans
Uitspraak
- IPA: /i/
Voornaamwoord
hi
- er, daar (vóór het werkwoord)
- «Hi mengen molt.»
- Ze eten er veel.
- «No hi ha menjar.»
- Er is geen eten.
- «Hi mengen molt.»
- erheen, daarheen (vóór het werkwoord)
- «No hi vagis, és un lloc perillós!»
- Ga er niet heen, het is een gevaarlijke plek!
- «No hi vagis, és un lloc perillós!»
- ermee, daarmee (vóór het werkwoord)
- «Hi estic d'accord.»
- Ik ben het ermee eens.
- «És un bon teclat? Sí, hi puc escriure fàcilment.»
- Is dat een goed toetsenbord? Ja, ik kan er makkelijk mee typen.
- «Hi estic d'accord.»
- zo, op die manier (vóór het werkwoord)
Opmerkingen
hi vervangt zinsdelen die een plaats of doel (met en, a) aanduiden, en zinsdelen die een manier of middel (met amb, per) aanduiden. Het vervangt tevens bijwoorden naamwoorden die niet vergezeld zijn van een koppelwerkwoord.
Engels
Uitspraak
- Geluid: hi (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /haɪ/
Tussenwerpsel
hi
Synoniemen
Latijn
Uitspraak
- IPA: /hiː/
Aanwijzend voornaamwoord
hī
Verbuiging
aanwijzend voornaamwoord |
enk | mv | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
m | v | o | m | v | o | |
nominatief | hic | haec | hoc | hī | hae | haec |
genitief | huius | huius | huius | hōrum | hārum | hōrum |
datief | huic | huic | huic | hīs | hīs | hīs |
accusatief | hunc | hanc | hoc | hōs | hās | haec |
ablatief | hōc | hāc | hōc | hīs | hīs | hīs |
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /ɦɪ/
Woordafbreking
- hi
Tussenwerpsel
hi
- haha; ; een geluid gemaakt bij het lachen of giechelen
- «Hi hi, takovou legraci jsem ještě nezažila!»
- Haha, zo veel plezier heb ik niet nooit gehad!
- «Hi hi, takovou legraci jsem ještě nezažila!»
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.