huisvrouw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huisvrouw    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • huis·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisvrouw huisvrouwen
verkleinwoord huisvrouwtje huisvrouwtjes

Zelfstandig naamwoord

dehuisvrouwv

  1. een vrouw die thuisblijft om het huishouden te doen
    • Sinds een week bestaat-ie: de club van slechte huisvrouwen.[1] 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord huisvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.