landrot

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  landrot    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • land·rot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord landrot landrotten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

delandrotv/m

  1. (pejoratief) een niet zeevaarder zo genoemd door zeevaarders, iemand die zich op land thuisvoelt maar niet op het water
    • Wal Rus: Kapitein van de Albatros, een schip van de wilde vaart. Oude, kloeke zeerob, die slechts met tegenzin voet aan wal zet, want daar wonen overgehaalde landrotten. "De enige beschaving die ik ken, is ver op zee, zo ver mogelijk van land af." Zijn vaartuig ligt desondanks vaak aan de kade van Rommeldam. Is nogal driftig van aard, weinig fijn besnaard, ruw in de mond, stevige vuisten. Maar geen kwade man. Vaardig stuurman, gaat graag op verre avonturen. Spreekt heer Olivier helaas nooit met de juiste naam aan. Bobbel. Boffels. Bommers. Blobbers. Blommers. Boffers. Bobbels. Hobbels. Bubbels. Blubber. Broddel. Maar nimmer: Bommel. [2] 
Synoniemen
  • walrat, landlubber, landkrab, walbewoner, walmens, walslurp
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord landrot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.