loot

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  loot    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈsloːt/
Woordafbreking
  • loot
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘boomscheut’ voor het eerst aangetroffen in 891 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord loot loten
verkleinwoord lootje lootjes

Zelfstandig naamwoord

delootv/m [3]

  1. (plantkunde) nieuw uitgelopen twijg
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
loten

loot

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van loten
  2. gebiedende wijs van loten

Gangbaarheid

  • Het woord loot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
enkelvoud meervoud
loot loots

Zelfstandig naamwoord

loot

  1. (informeel) buit, poet
  2. beroving
  3. plundering
vervoeging
onbepaalde wijs to  loot 
he/she/it  loots 
verleden tijd  looted 
voltooid
deelwoord
 looted 
onvoltooid
deelwoord
 looting 
gebiedende wijs  loot 

Werkwoord

loot

  1. overgankelijk plunderen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.