lub

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lub    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • lub
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lub lubben
verkleinwoord lubje lubjes

Zelfstandig naamwoord

lub [2] [3]

  1. plooi in kraag of mouw
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Anagrammen

Werkwoord

vervoeging van
lubben

lub

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lubben
    • Ik lub. 
  2. gebiedende wijs van lubben
    • Lub! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lubben
    • Lub je? 

Gangbaarheid

  • Het woord lub staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Pools

Uitspraak
  • IPA: /lup/
  • Geluid:  lup    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • lub
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *ljubo

Voegwoord

lub

  1. of
Gelijkklinkende woorden
Synoniemen
  • albo
  • czy

Werkwoord

lub

  1. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van lubić

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /lʊp/
Woordafbreking
  • lub

Zelfstandig naamwoord

lub monbezield

  1. (muziekinstrument) zijwand
Verbuiging
Gelijkklinkende woorden
Afgeleide begrippen
  • loubek monbezield
  • lubový
Verwante begrippen
  • kůra v
  • prkno o
Uitdrukkingen en gezegden
  • mít něco za lubem

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.