mandibel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mandibel    (hulp, bestand)
  • IPA: /mɑnˈdibəl/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • man·di·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mandibel mandibels
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demandibelv/m

  1. (zoötomie) aanhangsel van het kopsegment waarmee insecten en schaaldieren kunnen bijten
    • Het resultaat bewees dat Atta cephalotes baat heeft bij zijn maaggeluid. Zonder ultrageluid zaagde de kaak met krachtpieken van 10 tot 30 milliNewton. Met een vibrerende kaak (mandibel) was de uitgeoefende kracht maximaal 5mN. [1]
  2. (zoötomie) ondersnavel van een vogel
    • De kaken bestaan uit de bovensnavel of maxilla en de ondersnavel of mandibula. [2]
Synoniemen
  • [2] ondersnavel
Antoniemen
Verwante begrippen
[1] termen uit de entomologie:

Gangbaarheid

  • Het woord 'mandibel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
11 %van de Nederlanders;
18 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.