meistreel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  meistreel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɛistrel/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • mei·streel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord meistreel meistrelen
verkleinwoord meistreeltje meistreeltjes

Zelfstandig naamwoord

demeistreelm

  1. (middeleeuwen), (cultuur), (muziek), (verouderd) een langs kastelen en vorstenhoven in het Zuid-Frankrijk van weleer rondreizend kunstenaar, musicus, zanger van liederen en voordrager van gedichten, balladen e.d.
    • Nog lang bleef het eigenaardige gezang van de meistreel in haar hoofd naklinken. 
  2. (cultuur), (muziek), (verouderd) een langs herbergen, jaarmarkten rondtrekkend artiest, muzikant, zanger van liedjes en komediant
    • Met z'n grappen en vrolijke wijsjes bracht de meistreel het publiek in een uitgelaten stemming. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord meistreel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
13 %van de Nederlanders;
20 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.