netel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  netel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ne·tel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gewas’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord netel netelen
netels
verkleinwoord neteltje neteltjes

Zelfstandig naamwoord

denetelv/m [3]

  1. (plantkunde) plant met gekartelde, harige blaadjes die soms een brandend gevoel veroorzaken
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
netelen

netel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van netelen
    • Ik netel. 
  2. gebiedende wijs van netelen
    • Netel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van netelen
    • Netel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord netel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.