perfectum

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  perfectum    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • per·fec·tum
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘voltooid tegenwoordige tijd’ voor het eerst aangetroffen in 1638 [1]
  • van het Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord perfectum perfecta
perfectums
verkleinwoord perfectumpje perfectumpjes

Zelfstandig naamwoord

hetperfectumo

  1. (taalkunde) voltooid tegenwoordige tijd
    • Een werkwoord in het perfectum. 

Gangbaarheid

  • Het woord perfectum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
63 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Latijn

Zelfstandig naamwoord

perfectum o

  1. (grammatica) vorm van het werkwoord die in het Latijn zowel de actieve als passieve voltooid tegenwoordige tijd aangeeft
    amavit = hij heeft bemind
Verwante begrippen
Verbuiging

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.