president

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  president    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌpreziˈdɛnt/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pre·si·dent
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorzitter’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
  • afgeleid van het Franse président (met het voorvoegsel pre-) [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord president presidenten
verkleinwoord presidentje presidentjes

Zelfstandig naamwoord

depresidentm

  1. (politiek), (regering) het staatshoofd van een republiek
     Er is wel een oplossing volgens professor Bongers. Mensen moeten het regenwoud met rust laten. Het aansteken van branden moet dus verboden worden. Nu wordt er bijna niet gecontroleerd. Er moet dus ook beter gecontroleerd worden. Maar Bongers denkt dat de president van Brazilië dat niet gaat doen.[5]
  2. (beroep) een leider of voorzitter
    • Hij is president van dat bedrijf. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord president staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

enkelvoud meervoud
president presidents

Zelfstandig naamwoord

president

  1. (politiek), (regering) president
  2. bestuurder
  3. voorzitter

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / pɾəsɪˈdent /
Woordafbreking
  • pre·si·dent
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van Frans:  président zn Latijn:  président zn  (genitiv:  praesidentis zn , het gesubstantiveerde onvoltooid deelwoord van  praesedere ww )
  • Noorse werkwoordsvorm met het voorvoegsel pre-
Naar frequentie 1049
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   president     presidenten     presidenter     presidentene  
genitief   presidents     presidentens     presidenters     presidentenes  

Zelfstandig naamwoord

president, m

  1. (politiek) president
  2. (economie) bestuurder
  3. leider, voorzitter
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1-3]: tiltredende president
    ventepresident
verkozen president
verkozen voorzitter
Opmerkingen

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / pɾəsɪˈdent /
Woordafbreking
  • pre·si·dent
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van Frans:  président zn Latijn:  président zn  (genitiv:  praesidentis zn , het gesubstantiveerde onvoltooid deelwoord van  praesedere ww )
  • Noorse werkwoordsvorm met het voorvoegsel pre-
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   president     presidenten     presidentar     presidentane  

Zelfstandig naamwoord

president, m

  1. (politiek) president
  2. (economie) bestuurder
  3. leider, voorzitter
Afgeleide begrippen
  • [1]: ekspresident
  • [1]: ministerpresident
  • [1]: stortingspresident
  • [1]: presidentskap
  • [1]: visepresident
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1-3]: tiltredande president
    ventepresident
verkozen president
verkozen voorzitter
Opmerkingen

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  president    (hulp, bestand)
presidents enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     president     presidenten     presidenter     presidenterna  
  genitief     presidents     presidentens     presidenters     presidenternas  

Zelfstandig naamwoord

president, g

  1. (politiek) president
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.