rip

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rip    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • rip

Werkwoord

vervoeging van
rippen

rip

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rippen
    • Ik rip. 
  2. gebiedende wijs van rippen
    • Rip! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rippen
    • Rip je? 

Gangbaarheid

  • Het woord rip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  rip (US)    (hulp, bestand)
  • IPA:
enkelvoud meervoud
rip rips

Zelfstandig naamwoord

rip

  1. scheur, snee, spleet
  2. (natuurkunde), (waterbeheer) getijdestroom, stroomversnelling
  3. (techniek) schulpzaag
  4. (informeel) prul
  5. (informeel) straf
vervoeging
onbepaalde wijs to  rip 
he/she/it  rips 
verleden tijd  ripped 
voltooid
deelwoord
 ripped 
onvoltooid
deelwoord
 ripping 
gebiedende wijs  rip 

Werkwoord

rip

  1. overgankelijk, onovergankelijk scheuren, verscheuren, splijten
  2. (techniek) schulpen
  3. (figuurlijk) afbreken, ontmantelen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.