rispa

Oudnoords

Woordafbreking
  • ris·pa
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rispa
rispar
rispaði
rispat
Klasse 1 zwak volledig

Werkwoord

rispa

  1. opensnijden
  2. insnijden, krassen
Synoniemen
Verwante begrippen

Zelfstandig naamwoord

rispa v

  1. scheurtje
  2. kras, schrammetje
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   rispa         rispur        
genitief   rispu         rispna        
datief   rispu         rispum        
accusatief   rispu         rispur        
Verwante begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.