schijn

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schijn    (hulp, bestand)
  • IPA: /sxɛin/ (1 lettergreep); /sxɛi̯n/
Woordafbreking
  • schijn
enkelvoud meervoud
naamwoord schijn
verkleinwoord schijntje schijntjes

Zelfstandig naamwoord

deschijnm

  1. bedriegelijk voorkomen
  2. zweem, glans
Gelijkklinkende woorden
Opmerkingen
  • Vaak als een soort voorvoegsel gebruikt als eerste lid van samenstellingen, om aan te geven dat het genoemde niet is wat het tweede lid suggereert (zie onder).
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Schijn bedriegt
het niet kunnen afgaan op het uiterlijk
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
schijnen

schijn

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schijnen
    • Ik schijn. 
  2. gebiedende wijs van schijnen
    • Schijn! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schijnen
    • Schijn je? 

Gangbaarheid

  • Het woord schijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.