scintilleren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van scintilleren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		scintilleren			te scintilleren
onvoltooid	toekomend		zullen scintilleren			te zullen scintilleren
voltooid	tegenwoordig		gescintilleerd			te gescintilleerd
voltooid	toekomend		gescintilleerd zullen			gescintilleerd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	scintillerend		gescintilleerd			ev. scintilleer	mv. verouderd scintilleert	scintillere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	scintilleer	scintilleert	scintilleert	scintilleert	scintilleert	scintilleren	scintilleren	scintilleren
verleden (o.v.t.)	scintilleerde	scintilleerde	scintilleerde	scintilleerde	scintilleerde	scintilleerden	scintilleerden	scintilleerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal scintilleren	zult/zal scintilleren	zult/zal scintilleren	zult scintilleren	zal scintilleren	zullen scintilleren	zullen scintilleren	zullen scintilleren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou scintilleren	zou scintilleren	zou(dt) scintilleren	zoudt scintilleren	zou scintilleren	zouden scintilleren	zouden scintilleren	zouden scintilleren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.