staf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  staf    (hulp, bestand)
  • IPA: /stɑf/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • staf
Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord via Middelnederlands staf van Oudnederlands staf, vergelijk Oudhoogduits stab (modern Duits Stab), Oudengels stæf (modern Engels staff) [1] [2]
    • in de betekenis van ‘stok’ aangetroffen vanaf 1110 [3]
    • in de betekenis van ‘(oorspronkelijk militair) leidinggevend personeel’ aangetroffen vanaf 1766 [3], als leenvertaling van de Duitse legerterm Stab.
enkelvoud meervoud
naamwoord staf staven
verkleinwoord staafje
stafje
staafjes
stafjes

Zelfstandig naamwoord

destafm

  1. stok bedoeld voor ondersteuning of onderscheiding van een persoon
    • Mozes sloeg de steen met zijn staf. 
  2. (militair) leiding van een legereenheid die bestaat uit de bevelhebber en zijn directe omgeving
  3. (bedrijfskunde) personeel dat directe ondersteuning geeft aan de leiding van een grote organisatie
Opmerkingen
  • Betekenissen 2 en 3, waarbij gedoeld wordt op door meer personen ondersteunde leidinggevenden is door middel van beeldspraak van betekenis 1 afgeleid; het meervoud en verkleinde vormen zijn in deze betekenissen minder gangbaar.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord staf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.