thema

Niet te verwarren met: Thema

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  thema    (hulp, bestand)
  • IPA: /tema/
Woordafbreking
  • the·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘schoolopgaaf’ voor het eerst aangetroffen in 1717 [1] [2]
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onderwerp’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1837 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord thema thema's
themata
verkleinwoord themaatje themaatjes

Zelfstandig naamwoord

hetthemao

  1. een onderwerp dat behandeld wordt
    • Het thema van vandaag is alcoholisme. 
  2. een grondgedachte van een kunstwerk of muziekstuk
    • Het oude thema werd gebruikt in een nieuw werk. 
  3. (taalkunde) de stam
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord thema staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /tɛːma/
Woordafbreking
  • the·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn

Zelfstandig naamwoord

thema o

  1. thema; een onderwerp dat behandeld wordt
  2. (muziek) thema; een grondgedachte van een muziekstuk
  3. (taalkunde) thema; het deel waar de rest van de zin over gaat
Verbuiging
Schrijfwijzen
Synoniemen
  1. námět monbezield, předmět monbezield
  2. motiv monbezield
Antoniemen
  1. jádro o
  2. réma o
Hyponiemen
  1. větný člen monbezield
Afgeleide begrippen
  • thematický
Verwante begrippen
  • tematicky / thematicky (bw.)
  • tematický
  • tematičnost / thematičnost v
  • tematika v

Verwijzingen

    Meer informatie

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.