tweelicht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tweelicht (hulp, bestand)
Woordafbreking
- twee·licht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tweelicht | tweelichten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het tweelicht o
- (verouderd) de tijd van de dag waarop het licht dan wel donker wordt
- Het tweelicht komt vroeg in de winter.
- (verouderd) tussen licht en donker, op de tijd van de dag waarop het licht dan wel donker wordt
- Door het tweelicht kon hij enkel de vage contouren van zijn vrienden onderscheiden.
Synoniemen
Verwante begrippen
- deemsteren, schemeren
- zonsondergang, avonddeemster, avonddeemstering, avondschemering, vooravond, valavond, zonsopgang, ochtendschemering, ochtenddeemster, ochtenddeemstering, ochtendgloren, ochtendkrieken, ochtendstond, dageraad
- crepusculair
Vertalingen
Verwijzingen
Gangbaarheid
- Het woord 'tweelicht' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.