vendel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vendel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ven·del
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vlag’ voor het eerst aangetroffen in 1556 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord vendel vendelen
vendels
verkleinwoord vendeltje vendeltjes

Zelfstandig naamwoord

hetvendelo

  1. vaandel
  2. (geschiedenis) een onder een vaandel staande compagnie voetvolk
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
vendelen

vendel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vendelen
    • Ik vendel. 
  2. gebiedende wijs van vendelen
    • Vendel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vendelen
    • Vendel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord vendel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
64 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.