verzekering

Niet te verwarren met: zekering

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  verzekering    (hulp, bestand)
  • IPA: /vərˈzekəˌrɪŋ/ (4 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /vər.ˈze.kə.rɪŋ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /vər.ˈze.kə.rɪŋ/
    • (Limburg): /vɛr.ˈze.kə.rɪŋ(g)/
Woordafbreking
  • ver·ze·ke·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verzekering verzekeringen
verkleinwoord verzekeringetje verzekeringetjes

Zelfstandig naamwoord

deverzekeringv

  1. (juridisch), (financieel) overeenkomst waarmee men zorgt voor vergoeding van schade, diefstal e.d. door het betalen van een premie aan degene die verzekert
    • Ik heb als ondernemer een verzekering afgesloten. 
  2. de mededeling dat iets echt waar is, dat iets een feit is
    • Hij gaf me de verzekering dat alles klopte. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord verzekering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.