voorspel

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

  • Geluid:  vóórspel    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈvorspɛl/ (2 lettergrepen)
  • Geluid:  voorspél    (hulp, bestand)
    • IPA: /vorˈspɛl/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • voor·spel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorspel voorspelen
verkleinwoord voorspelletje voorspelletjes

Zelfstandig naamwoord

hetvóórspelo

  1. voorbereidende inleiding op een geschiedenis, verhaal, toneel- of muziekstuk
    • Het ingetogen voorspel tot de derde akte. 
  2. (muziek) complete of gedeeltelijke uitvoering van een muziekstuk ter beoordeling
    • Een vast onderdeel van het toelatingsexamen is een voorspel. 
  3. (seksualiteit) liefdesspel als opmaat voor seks
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
voorspellen

vóórspel

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspellen
    • ... dat ik vóórspel.  , "letter voor letter dicteer"
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
voorspellen

voorspél

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspellen
    • Ik voorspel. 
  2. gebiedende wijs van voorspellen
    • Voorspel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspellen
    • Voorspel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord voorspel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.