vroedvrouw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vroedvrouw    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvrud.vrɑu/
Woordafbreking
  • vroed·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenvertaling van Frans sage-femme [1], in de betekenis van ‘verloskundige’ voor het eerst aangetroffen in 1374. [2]
  • samenstelling van  vroed bn  en  vrouw zn 
enkelvoud meervoud
naamwoord vroedvrouw vroedvrouwen
verkleinwoord vroedvrouwtje vroedvrouwtjes

Zelfstandig naamwoord

devroedvrouwv

  1. (medisch) (beroep) een vrouw die een bevalling begeleidt
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vroedvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.