waterspuwer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  waterspuwer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wa·ter·spu·wer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waterspuwer waterspuwers
verkleinwoord waterspuwertje waterspuwertjes

Zelfstandig naamwoord

dewaterspuwerm

  1. (bouwkunde) korte buis aan het einde van de dakgoot voor het afvoeren van regenwater
  2. (bouwkunde) bouwornament ter verfraaiing van het einde van de goot
     De gewelfde ingang werd bewaakt door leeuwenkoppen, met daarboven bizarre waterspuwers met puntige oren en monden als trompetten.[1]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord waterspuwer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.