< websurfen
websurfen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van websurfen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | websurfen | te websurfen | ||||||
toekomend | zullen websurfen | te zullen websurfen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gewebsurfd gewebsurft |
te hebben gewebsurfd gewebsurft | ||||||
toekomend | gewebsurfd gewebsurft zullen hebben |
gewebsurfd gewebsurft te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
websurfend | gewebsurfd gewebsurft | ev. websurf | mv. verouderd websurft | websurfe | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | websurf | websurft | websurft | websurft | websurft | websurfen | websurfen | websurfen | |
verleden (o.v.t.) | websurfde websurfte | websurfde websurfte | websurfde websurfte | websurfde websurfte | websurfde websurfte | websurfden websurften | websurfden websurften | websurfden websurften | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal websurfen | zult/zal websurfen | zult/zal websurfen | zult websurfen | zal websurfen | zullen websurfen | zullen websurfen | zullen websurfen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou websurfen | zou websurfen | zou(dt) websurfen | zoudt websurfen | zou websurfen | zouden websurfen | zouden websurfen | zouden websurfen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gewebsurfd gewebsurft | hebt gewebsurfd gewebsurft | hebt/heeft gewebsurfd gewebsurft | hebt gewebsurfd gewebsurft | heeft gewebsurfd gewebsurft | hebben gewebsurfd gewebsurft | hebben gewebsurfd gewebsurft | hebben gewebsurfd gewebsurft | |
verleden (v.v.t.) | had gewebsurfd gewebsurft | had gewebsurfd gewebsurft | had gewebsurfd gewebsurft | hadt gewebsurfd gewebsurft | had gewebsurfd gewebsurft | hadden gewebsurfd gewebsurft | hadden gewebsurfd gewebsurft | hadden gewebsurfd gewebsurft | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gewebsurfd gewebsurft hebben | zal/zult gewebsurfd gewebsurft hebben | zult/zal gewebsurfd gewebsurft hebben | zult gewebsurfd gewebsurft hebben | zal gewebsurfd gewebsurft hebben | zullen gewebsurfd gewebsurft hebben | zullen gewebsurfd gewebsurft hebben | zullen gewebsurfd gewebsurft hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gewebsurfd gewebsurft hebben | zou gewebsurfd gewebsurft hebben | zou/zoudt gewebsurfd gewebsurft hebben | zoudt gewebsurfd gewebsurft hebben | zou gewebsurfd gewebsurft hebben | zouden gewebsurfd gewebsurft hebben | zouden gewebsurfd gewebsurft hebben | zouden gewebsurfd gewebsurft hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gewebsurfd gewebsurft worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gewebsurfd gewebsurft | er is gewebsurfd gewebsurft | |||||||
verleden | er werd gewebsurfd gewebsurft | er was gewebsurfd gewebsurft | |||||||
toekomend | er zal gewebsurfd gewebsurft worden | er zal gewebsurfd gewebsurft zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gewebsurfd gewebsurft worden | er zou gewebsurfd gewebsurft zijn |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.