uw

Nederlands

  enkelvoud meervoud
bijvoeglijk zelfstandig bijvoeglijk zelfstandig
1e persoon mijn
m'n
mijneons, onzeonze
2e persoon
(informeel)
jouw
je
jouwejullie
je
-
2e persoon
(formeel)
(regionaal)
uwuweuwuwe
3e persoon
(mannelijk)
zijn
z'n
zijnehunhunne
3e persoon
(vrouwelijk)
haar
d'r, 'r
hare
3e persoon
(onzijdig)
zijn
z'n
(ervan)
zijne
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm
Uitspraak
  • Geluid:  uw    (hulp, bestand)
  • IPA: /yw/ (1 lettergreep); /yu̯/
Woordafbreking
  • uw
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bezittelijk voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]

Bezittelijk voornaamwoord

uw

  1. zowel in enkelvoud als meervoud van u
    • Heeft u gisteren uw auto nog weten te verkopen? 
  2. zowel in enkelvoud als meervoud van gij
    • Zijt ge met uw vrouw gekomen? 
Opmerkingen
  • Volgens spellingregel 16.Q en spellingregel 16.S wordt het persoonlijk voornaamwoord "uw" alleen met een hoofdletter ("Uw") geschreven als het naar een goddelijk wezen verwijst. In alle andere gevallen is die schrijfwijze als uiting van bijzonder respect in de loop van de 20e eeuw ongebruikelijk geworden. [2]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.