Schulmeeschder

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈʃuːlmeːʃdɐ /
Woordafbreking
  • Schul·meesch·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schulmeeschderder SchulmeeschderSchulmeeschderdie Schulmeeschder
datief me Schulmeeschderem SchulmeeschderSchulmeeschderde Schulmeeschder
accusatief en Schulmeeschderder SchulmeeschderSchulmeeschderdie Schulmeeschder

Zelfstandig naamwoord

Schulmeeschder, m

  1. (onderwijs), (beroep) leerkracht, leraar, onderwijzer, schoolmeester (mannelijke vorm)
    «Um en guder Schulmeeschder zu sei, muss mer en Feier drin hawwe.»
    Om een goede schoolmeester te zijn, moet je een vuur in zich hebben.
Afgeleide begrippen
  •  Englischschulmeeschder zn  (mannelijke vorm)
  •  Englischschulmeeschderin zn  (vrouwelijke vorm)
  •  Hochdeitsch Schulmeeschder zn  (mannelijke vorm)
  •  Hochdeitsch Schulmeeschderin zn  (vrouwelijke vorm)
  •  Schulmeeschderin zn  (vrouwelijke vorm)
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.