onderwijzer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  onderwijzer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • on·der·wij·zer
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘leraar’ voor het eerst aangetroffen in 1784 [1]
  • Naamwoord van handeling van onderwijzen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord onderwijzer onderwijzers
verkleinwoord onderwijzertje onderwijzertjes

Zelfstandig naamwoord

deonderwijzerm

  1. (beroep), (onderwijs) iemand die les geeft (vooral basisschool)
    • De onderwijzer wist in de moeilijke klas goed orde te houden. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord onderwijzer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.