< aanbelangen
aanbelangen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aanbelangen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aanbelangen | aan te belangen | ||||||||
toekomend | zullen aanbelangen aan zullen belangen |
te zullen aanbelangen aan te zullen belangen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aanbelangd | te hebben aanbelangd | ||||||||
toekomend | aanbelangd zullen hebben | aanbelangd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aanbelangend | aanbelangd | ev. belang aan | mv. verouderd belangt aan | belange aan (bijzin) aanbelange | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | belang aan | belangt aan | belangt aan | belangt aan | belangt aan | belangen aan | belangen aan | belangen aan | |||
verleden (o.v.t.) | belangde aan | belangde aan | belangde aan | belangde aan | belangde aan | belangden aan | belangden aan | belangden aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanbelangen | zult/zal aanbelangen | zult/zal aanbelangen | zult aanbelangen | zal aanbelangen | zullen aanbelangen | zullen aanbelangen | zullen aanbelangen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanbelangen | zou aanbelangen | zou(dt) aanbelangen | zoudt aanbelangen | zou aanbelangen | zouden aanbelangen | zouden aanbelangen | zouden aanbelangen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aanbelang | aanbelangt | aanbelangt | aanbelangt | aanbelangt | aanbelangen | aanbelangen | aanbelangen | |||
verleden (o.v.t.) | aanbelangde | aanbelangde | aanbelangde | aanbelangde | aanbelangde | aanbelangden | aanbelangden | aanbelangden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanbelangen aan zal belangen |
zult/zal aanbelangen aan zult/zal belangen | zult/zal aanbelangen aan zult/zal belangen | zult aanbelangen aan zult belangen | zal aanbelangen aan zal belangen | zullen aanbelangen aan zullen belangen | zullen aanbelangen aan zullen belangen | zullen aanbelangen aan zullen belangen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanbelangen aan zou belangen |
zou aanbelangen aan zou belangen | zou(dt) aanbelangen aan zou(dt) belangen | zoudt aanbelangen aan zoudt belangen | zou aanbelangen aan zou belangen | zouden aanbelangen aan zouden belangen | zouden aanbelangen aan zouden belangen | zouden aanbelangen aan zouden belangen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aanbelangd | hebt aanbelangd | hebt/heeft aanbelangd | hebt aanbelangd | heeft aanbelangd | hebben aanbelangd | hebben aanbelangd | hebben aanbelangd | |||
verleden (v.v.t.) | had aanbelangd | had aanbelangd | had aanbelangd | hadt aanbelangd | had aanbelangd | hadden aanbelangd | hadden aanbelangd | hadden aanbelangd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aanbelangd hebben | zal/zult aanbelangd hebben | zult/zal aanbelangd hebben | zult aanbelangd hebben | zal aanbelangd hebben | zullen aanbelangd hebben | zullen aanbelangd hebben | zullen aanbelangd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aanbelangd hebben | zou aanbelangd hebben | zou/zoudt aanbelangd hebben | zoudt aanbelangd hebben | zou aanbelangd hebben | zouden aanbelangd hebben | zouden aanbelangd hebben | zouden aanbelangd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aanbelangd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aanbelangd | er is aanbelangd | |||||||||
verleden | er werd aanbelangd | er was aanbelangd | |||||||||
toekomend | er zal aanbelangd worden | er zal aanbelangd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aanbelangd worden | er zou aanbelangd zijn | |||||||||
lijdende vorm aanbelangd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aanbelangd worden | aanbelangd te worden | ||||||||
toekomend | aanbelangd zullen worden | aanbelangd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aanbelangd zijn | aanbelangd te zijn | ||||||||
toekomend | aanbelangd zullen zijn | aanbelangd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aanbelangd | wordt aanbelangd | wordt aanbelangd | wordt aanbelangd | wordt aanbelangd | worden aanbelangd | worden aanbelangd | worden aanbelangd | |||
verleden (o.v.t.) | werd aanbelangd | werd aanbelangd | werd aanbelangd | werdt aanbelangd | werd aanbelangd | werden aanbelangd | werden aanbelangd | werden aanbelangd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanbelangd worden | zult aanbelangd worden | zult aanbelangd worden | zult aanbelangd worden | zal aanbelangd worden | zullen aanbelangd worden | zullen aanbelangd worden | zullen aanbelangd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanbelangd worden | zou aanbelangd worden | zou/zoudt aanbelangd worden | zoudt aanbelangd worden | zou aanbelangd worden | zouden aanbelangd worden | zouden aanbelangd worden | zouden aanbelangd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aanbelangd | bent aanbelangd | bent/is aanbelangd | zijt aanbelangd | is aanbelangd | zijn aanbelangd | zijn aanbelangd | zijn aanbelangd | |||
verleden (v.v.t.) | was aanbelangd | was aanbelangd | was aanbelangd | waart aanbelangd | was aanbelangd | waren aanbelangd | waren aanbelangd | waren aanbelangd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aanbelangd zijn | zult aanbelangd zijn | zult aanbelangd zijn | zult aanbelangd zijn | zal aanbelangd zijn | zullen aanbelangd zijn | zullen aanbelangd zijn | zullen aanbelangd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aanbelangd zijn | zou aanbelangd zijn | zou/zoudt aanbelangd zijn | zoudt aanbelangd zijn | zou aanbelangd zijn | zouden aanbelangd zijn | zouden aanbelangd zijn | zouden aanbelangd zijn |
Verwijzingen
- Het bedrijvende werkwoord wordt vrijwel alleen in de derde persoon gebruikt en de lijdende vormen zijn zeldzaam.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.