aasgier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aasgier    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈasxir/ (2 lettergrepen); /'as.xir/
Woordafbreking
  • aas·gier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aasgier aasgieren
verkleinwoord aasgiertje aasgiertjes

Zelfstandig naamwoord

deaasgierm

  1. (havikachtigen) bepaald soort roofvogel, Neophron percnopterus , een van aas levende gier
    • De aasgier komt vooral in Afrika maar ook in het zuiden van Europa voor. 
  2. (figuurlijk), (pejoratief) iemand die profijt probeert te halen uit de tegenslag van iemand anders
    • Nu hij bankroet gaat, blijken veel van zijn vroegere vrienden niets anders dan aasgieren te zijn. 
     Kwamen al mijn zonden uit het verleden en mijn zorgeloze lichtzinnigheden weer terug als aasgieren, wachtend op het einde? Ik drukte mijn zoon tegen me aan; ik wilde niet dat hij keek.[2]
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aasgier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. aasgier op website: Etymologiebank.nl
  2. Victoria Holt
    “Bekentenissen van een koningin” (1968), Saga, ISBN 9788726484847
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.