anlegg

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈɑnləg /
Woordafbreking
  • an·legg
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van Duits:  Anlage zn 
  • Naamwoord van handeling van  anlegge ww  met het voorvoegsel an-
Naar frequentie 7996
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   anlegg     anlegget     anlegg     anlegga
anleggene  
genitief   anleggs     anleggets     anleggs     anleggas
anleggenes  

Zelfstandig naamwoord

anlegg, o

  1. (biologie) aanleg, kiem, spruit
  2. (economie) fabriek, een industriële installatie
  3. (gereedschap) een voorziening waarop een vuurwapen rust, voordat je ermee schiet (op of tegen iets rusten)
  4. (medisch), (psychologie) aanleg, talent
  5. (techniek) faciliteit, voorziening, bijv. een skifaciliteit, een omroepinstallatie, een sanitaire voorziening
  6. (tuinbouw) beplanting, groenvoorziening, plantsoen, tuin, warande
  7. de twee randen van het drukvel die tegen vaste punten in de drukpers aanliggen om een ​​gelijke plaatsing van de vellen in oplage te zekeren
Synoniemen
  • [5]:  innretning zn 
Hyponiemen

Zelfstandig naamwoord

anlegg

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van anleggsmiddel
Schrijfwijzen
Typische woordcombinaties
  • [3] skyte i anlegg
    skyte med anlegg
    schieten met een steun voor het geweer
Anagrammen

Verwijzingen

  1. anlegg Store norske leksikon (in het Noors; geraadplegd 2022-03-23)

Zelfstandig naamwoord

anlegg

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van anlegg


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈɑnləg /
Woordafbreking
  • an·legg
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van Duits:  Anlage zn 
  • Naamwoord van handeling van  anlegge ww  met het voorvoegsel an-
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   anlegg     anlegget     anlegg     anlegga  

Zelfstandig naamwoord

anlegg, o

  1. (biologie) aanleg, kiem, spruit
  2. (economie) fabriek, een industriële installatie
  3. (gereedschap) een voorziening waarop een vuurwapen rust, voordat je ermee schiet
  4. (medisch), (psychologie) aanleg, talent
  5. (techniek) faciliteit, voorziening, bijv. een skifaciliteit, een omroepinstallatie, een sanitaire voorziening
  6. (tuinbouw) beplanting, groenvoorziening, plantsoen, tuin, warande
Synoniemen
  • [5]:  innretning zn 
Hyponiemen
Anagrammen

Zelfstandig naamwoord

anlegg

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van anlegg
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.