bajonet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bajonet    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ba·jo·net
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘steekwapen op een geweerloop’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1682 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bajonet bajonetten
verkleinwoord bajonetje bajonetjes

Zelfstandig naamwoord

debajonetv/m

  1. een steekwapen bovenop de loop van een geweer
    • De meeste doden vallen door de kogels uit het geweer, niet door de bajonet op het geweer. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bajonet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Franse baïonnette

Zelfstandig naamwoord

bajonet

  1. bajonet

Pools

Uitspraak
  • IPA: /baˈjɔ̃nɛt/

Zelfstandig naamwoord

bajonet m

  1. (verouderd) bajonet
Synoniemen
  • bagnet m

Meer informatie

Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

bajonet monbezield

  1. bajonet
Synoniemen
  • bodák m
Afgeleide begrippen
  • bajonetový

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /bajɔnɛt/
Woordafbreking
  • ba·jo·net
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Franse baïonnette

Zelfstandig naamwoord

bajonet monbezield

  1. bajonet; een steekwapen bovenop de loop van een geweer
  2. (techniek) bajonetsluiting; bevestiging van twee voorwerpen op elkaar door middel van (verende) pennen of nokken op het ene voorwerp, welke in speciale gleuven in het andere voorwerp vallen
Verbuiging
Synoniemen
  1. bodák monbezield, (verouderd) bodlo o
Afgeleide begrippen
  • bajonetek monbezield
  • bajonetový

Meer informatie

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.