beren

Nederlands

Uitspraak

(heteroniem)

  • [A]-[D] Geluid:  beren    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈberə(n)/ (2 lettergrepen)
  • [E]:  berén    (hulp, bestand)
    • IPA: /bəˈrɛn/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beren
beerde
gebeerd
zwak -d volledig [A]-[D]

Werkwoord

[A] beren

  1. inergatief schreeuwen

Werkwoord

[B] beren

  1. inergatief schulden maken

Werkwoord

[C] beren

  1. overgankelijk bemesten

Werkwoord

[D] beren

  1. (Suriname) geslachtsgemeenschap hebben
  2. overgankelijk (Vroegnieuwnederlands) slaan
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
berennen

[E] berèn

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van berennen
    • Ik beren. 
  2. gebiedende wijs van berennen
    • Beren! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van berennen
    • Beren je? 
[B 2] enkelvoud meervoud
naamwoord beren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

[B]deberenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord beer
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (roofdieren) Ursidae  een familie van roofdieren (Carnivora). Beren maken deel uit van de Caniformia, waartoe onder meer ook de hondachtigen worden gerekend. De familie telt acht moderne soorten, verdeeld over vijf geslachten. De meeste beren zijn groot en log van gestalte, hebben stevige, korte ledematen en een kleine staart. Het lichaam is bedekt met een dikke vacht en de kop heeft een relatief lange snuit en kleine, afgeronde oren
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • blikberen, glasberen, mestberen, ontberen, wandberen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord beren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[9]

Meer informatie

Verwijzingen

Middelengels

Uitspraak
  • IPA: /bɛːrən/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Angelsaksische beran

Werkwoord

beren

  1. dragen
Schrijfwijzen
Overerving en ontlening

Middelnederduits

Zelfstandig naamwoord

beren

  1. meervoud van bere

Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudnederlandse beran

Werkwoord

beren

  1. dragen
Schrijfwijzen
  • bēren

Verwijzingen

    West-Vlaams

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    • IPA: /ˈbɛrə(n)/ (2 lettergrepen)
    Woordherkomst en -opbouw
    • van Middelnederlands beren , ontwikkeld uit Oergermaans *barjanan-, bij Indo-Europees *bʰerH- ‘doorsteken, slaan’, waartoe ook Oudiers barae ‘woede, vijandigheid’, Latijn ferīre ‘slaan, stoten’ en Litouws bárti ‘schelden’ behoren.[1] Evenals Oudhoogduits berjan ‘slaan, kloppen, kneden’, Oudengels verl.deelw. ġebered ‘neergeslagen, gekneed’ en IJslands berja ‘slaan, stoten’.[2] [3]

    Werkwoord

    1. overgankelijk kneden

    Verwijzingen

    1. Kroonen
      , Guus, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013; blz. 53
    2. Antonius Angelus Weijnen, Etymologisch dialectwoordenboek, 2de druk, Assen: Sdu Uitgevers, 2003, blz. 45–46.
    3. beren op website: Etymologiebank.nl
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.