boekweit
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: boekweit (hulp, bestand)
Woordafbreking
- boek·weit
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘graansoort’ voor het eerst aangetroffen in 1413 [1]
- Samenstelling van boek (beuk) en weit [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boekweit | - |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de boekweit v / m
- (plantkunde) cultuurgewas (Fagopyrum esculentum ) gekweekt om het zaad (wikidata: boekweit )
- (voeding) gepelde zaden van Fagopyrum esculentum , geschikt voor een glutenvrij dieet
Hyponiemen
- reeboekweit
- veenboekweit
- zandboekweit
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. en 2. (gepelde zaden van) plant Fagopyrum esculentum
|
|
Gangbaarheid
- Het woord boekweit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boekweit" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "boekweit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ boekweit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Fries
Zelfstandig naamwoord
boekweit
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.