weit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  weit    (hulp, bestand)
  • IPA: /wɛit/ (1 lettergreep)
Gelijkklinkende woorden
Woordafbreking
  • weit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weit -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deweitv/m

  1. (plantkunde) (verouderd) benaming voor planten uit het geslacht Triticum , in het bijzonder Triticum aestivum 
      Hier en daar hoort men wel klagen,
    Of 't gewas was mis geleid,
    Dat de rogge, spelt en weit,
    Zoo ook 't zaad, niet veel zal dragen:
    Maar misschien, bij 't gunstig weer,
    Dorscht de landman nu wel meer.
    [3]
  2. (graan) (verouderd) zaad van Triticum aestivum 
     Hoeveel kost de lange weit?[4]
  3. (graan), (afkorting) boekweit
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
   1. zie: tarwe   

Gangbaarheid

  • Het woord weit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
28 %van de Nederlanders;
37 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. weit op website: Etymologiebank.nl
  3. Weblink bron De zingende Landman. (1804) in: Volks-liedjens. Deel 5. (1807), Maatschappij: Tot nut van 't algemeen, Amsterdam, p. 42 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
  4. Weblink bron
    Petrus Weiland
    “Groot Nederduitsch taalkundig woordenboek.” (1859), Blussé en Van Braam, Dordrecht, p. 801 kol. 1
  5. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  weit    (hulp, bestand)
  • Geluid:  weit    (hulp, bestand)
  • IPA: / vaɪ̯t /

Bijvoeglijk naamwoord

weit

  1. wijd, breed
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.