courant

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  courant    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • cou·rant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gangbaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1554 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord courant couranten
verkleinwoord courantje courantjes

Zelfstandig naamwoord

decourantv

  1. (verouderd), (media) klassiek massamedium, gedrukt op papier en gericht op het verspreiden van nieuws (die meestal dagelijks verschijnt)
    • De courant kwam twee keer per week uit. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen courantcourantercourantst
verbogen courantecouranterecourantste
partitief courantscouranters-

Bijvoeglijk naamwoord

courant

  1. wat gebruikelijk (in omloop) is
    • Dit woord is niet erg courant meer. 
  2. achtergevoegd: lopend
    • Wilt u een rekening courant? 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord courant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Frans

Werkwoord

courant

  1. tegenwoordig deelwoord (participe présent) van courir
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   courant courants
  vrouwelijk   courante courantes

Bijvoeglijk naamwoord

courant

  1. gangbaar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.