hoofdstad
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hoofdstad (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhof(t)stɑt / (2 lettergrepen); /'ɦof(t).stɑt/, /'ɦof.ste.də(n)/
Woordafbreking
- hoofd·stad
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hoofd en stad [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoofdstad | hoofdsteden |
verkleinwoord | hoofdstadje | hoofdstadjes |
Zelfstandig naamwoord
de hoofdstad v / m
- (regering) een belangrijke stad waarvandaan meestal het land, de staat, deelstaat of provincie wordt bestuurd
Verwante begrippen
Hyponiemen
- bondshoofdstad, districtshoofdstad, gebiedshoofdstad, provinciehoofdstad, rijkshoofdstad, wereldhoofdstad
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een belangrijke stad waarvandaan het land, de staat, deelstaat of provincie wordt bestuurd
|
|
Gangbaarheid
- Het woord hoofdstad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoofdstad" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ hoofdstad op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.