laars

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  laars    (hulp, bestand)
  • IPA: /lars/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • laars
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord laars laarzen
verkleinwoord laarsje laarsjes

Zelfstandig naamwoord

delaarsv/m

  1. (schoeisel) een schoen met een hoge schacht die een deel van het been bedekt
    • Zij heeft bijna altijd laarzen aan. 
     Ze ruimden vooral toiletpapier, sigarettenpeuken, blikjes, flessen en voedselverpakkingen op. Soms ook zelfs plastic driewielers, leren laarzen en een bierflesje met een dode muis erin.[3]
Synoniemen
  • (Vlaams en Limburgs) bot
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • laarzenknecht, laarzenpad, laarzenspanner
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord laars staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.