let

Niet te verwarren met: Let, led, leť

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  let    (hulp, bestand)
  • IPA: /lɛt/
Gelijkklinkende woorden
Woordafbreking
  • let
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord let lets
verkleinwoord letje letjes

Zelfstandig naamwoord

deletm

  1. (tennis) onderbreking van het spel die leidt tot een nieuwe opslag zonder dat een punt wordt toegekend, bijvoorbeeld als een opslag de bovenrand van het net raakte
     Op 5-2 en deuce tijdens de service van Okker ontstond er enige verwarring toen scheidsrechter Rudy van Koesveld uit Den Haag eerst „voordeel Okker" aankondigde, maar deze mening op aandrang van Gimenez radicaal herzag. Okker sputterde ter plekke, tot genoegen van de vele fotografen, nog wat tegen, het publiek schreeuwde om een let, maar Van Koesveld gaf het punt toch aan Gimenez.[1]

Werkwoord

vervoeging van
letten

let

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van letten
  2. gebiedende wijs van letten
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord let staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Okker zoekt excuses voor zijn afgang” (25 juli 1979) op nrc.nl

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /lɛt/, /lɛd̥/

Bijvoeglijk naamwoord

let

  1. gemakkelijk

Verwijzingen

    Engels

    Uitspraak
    • Geluid:  let (US)    (hulp, bestand)
    • IPA: /lɛt/
    Woordherkomst en -opbouw
    vervoeging
    onbepaalde wijs to  let 
    he/she/it  lets 
    verleden tijd  let 
    voltooid
    deelwoord
     let 
    onvoltooid
    deelwoord
     letting 
    gebiedende wijs  let 

    Werkwoord

    let

    1. overgankelijk, hulpwerkwoord laten
    2. overgankelijk verhuren
    3. onovergankelijk verhuurd worden
    4. overgankelijk, (verouderd) beletten, letten
    Vaste voorzetsels
    • let down, let in, let off, let out, let up
    enkelvoud meervoud
    let lets

    Zelfstandig naamwoord

    let

    1. verhuur, verhuring
    2. huurwoning
    3. belemmering, beletsel
    4. (informeel) huurder
    5. (tennis) let

    Limburgs

    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Nederlandse led

    Zelfstandig naamwoord

    let o

    1. (elektrotechniek) led; een lichtuitzendende (lichtemitterende) diode en een elektronische lichtbron

    Gotisch

    Werkwoord

    let

    1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van lētan
    Schrijfwijzen
    • 𐌻𐌴𐍄

    Noors

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    • IPA: /let/
    Woordafbreking
    • let
    Woordherkomst en -opbouw
    • Zelfstandig naamwoord: Afkomstig van het Oudnoorse woord litr
    Naar frequentie 2677

    Werkwoord

    let

    1. gebiedende wijs van lete
    Schrijfwijzen
    • leit

    Werkwoord

    let

    1. verleden tijd van lite
    Schrijfwijzen
    • leit
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   let     leten     leter     letene  
    genitief   lets     letens     leters     letenes  

    Zelfstandig naamwoord

    let m

    1. kleur
    Synoniemen
    Afgeleide begrippen

    Nynorsk

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    • IPA: /let/
    Woordafbreking
    • let
    Woordherkomst en -opbouw
    • Zelfstandig naamwoord: Afkomstig van het Oudnoorse woord litr

    Werkwoord

    let

    1. verleden tijd van la
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   let     leten     letar
    leter  
      letane
    letene  

    Zelfstandig naamwoord

    let m

    1. kleur
    Synoniemen
    Afgeleide begrippen
    Typische woordcombinaties
    • garn i mange leter
    garens in vele kleuren

    Slowaaks

    Uitspraak
    • IPA: /lɛt/
    Woordafbreking
    • let

    Zelfstandig naamwoord

    let monbezield

    1. vlucht; het zich door luchtruim bewegen
    Afgeleide begrippen
    • letec m
    • letenka v
    • letový
    Verwante begrippen
    • letecký
    • letectvo o
    • letieť imperfectief
    • lietať imperfectief

    Tsjechisch

    Uitspraak
    • IPA: /lɛt/
    • Geluid:  let    (hulp, bestand)
    Woordafbreking
    • let
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het werkwoord letět

    Zelfstandig naamwoord

    let monbezield

    1. vlucht; het zich door luchtruim bewegen
      «Letadlo mělo v průběhu letu technický problém a muselo nouzově přistát.»
      Het vliegtuig had tijdens de vlucht een technisch probleem en moest een noodlanding maken.
    Verbuiging
    Gelijkklinkende woorden
    Afgeleide begrippen
    • dolet monbezield
    • hladolet monbezield
    • letadlo o
    • leták monbezield
    • letec mbezield
    • letem (bw.)
    • letenka v
    • letět imperfectief
    • letiště o
    • letoun monbezield
    • letový
    • nálet monbezield
    • odlet monbezield
    • průlet monbezield
    • přelet monbezield
    • přílet monbezield
    • rozlet monbezield
    • slet monbezield
    • úlet monbezield
    • výlet monbezield
    • zálet monbezield
    Typische woordcombinaties
    • doba letu vvluchttijd
    Verwante begrippen
    • létání o
    • lítat imperfectief
    • letecký
    • letectvo o
    • letištní
    Uitdrukkingen en gezegden
    • udělat něco v letu

    Meer informatie

    Verwijzingen

      Zelfstandig naamwoord

      let

      1. genitief meervoud van léto
        «Už jsem ho nepotkal několik let»
        Ik ben hem al een paar jaar niet tegengekomen.
      Afgeleide begrippen
      Verwante begrippen
      • roků
      Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.