loof
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: loof (hulp, bestand)
- IPA: /lo:f/
Woordafbreking
- loof
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gebladerte’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1] [2]
- erfwoord afkomstig van [3]:
- Middelnederlands: loof, loef (1240)
- Oudnederlands: louf (10e eeuw)
- Germaans: *lauba-[4] m/o
- Indo-Europees: *l(o)ubʰ-o-
- Verwant in Germaans:
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loof | (loveren) |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het loof o
- gebladerte
- (biologie) weefsel van lagere cryptogamen, waarbij zich geen verdeling in wortel, stengel en blad voordoet
Hyponiemen
- bloemkoolloof, dubbelloof, eikenloof, eiloof, grondsloof, roodloof, witloof, wortelloof, uienloof
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
loven |
loof
Gangbaarheid
- Het woord loof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loof" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "loof" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ loof op website: Etymologiebank.nl
- ↑ loof op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Kroonen, Guus, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013; blz. 328
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.