luchthaven

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  luchthaven    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • lucht·ha·ven
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luchthaven luchthavens
verkleinwoord luchthaventje luchthaventjes

Zelfstandig naamwoord

deluchthavenv/m

  1. (luchtvaart) een vliegveld voor verkeersvliegtuigen met accommodatie voor ontvangst en vertrek van passagiers
     Luchtvaartmaatschappijen gaan de schade op Schiphol verhalen van annuleringen die ze op verzoek van de luchthaven deden.[1]
     Schiphol heeft een hub-and-spoke-systeem (naaf-met-spaken) als businessmodel. In de luchtvaart is een hub een centrale luchthaven waar reizigers naar toe worden vervoerd om over te stappen op andere vluchten, zo mogelijk van dezelfde maatschappij.[2]
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord luchthaven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Vliegmaatschappijen leggen claim bij Schiphol om annuleringen” (1 mei 2022), NOS
  2. Weblink bron
    Judith van de Hulsbeek
    “Omwonenden: Schiphol kan 100 bestemmingen missen” (14 mei 2022), NOS
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.