merel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  merel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmerəl/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈmɪːrəɫ/, /ˈmɪːrɔɫ/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /meːrəl/
Woordafbreking
  • me·rel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord merel merels
verkleinwoord mereltje mereltjes

Zelfstandig naamwoord

demerelv/m

  1. (zangvogels) bepaald soort zwarte vogel met een gele snavel, Turdus merula , uit de familie van de lijsters
    • Wij hebben de laatste tijd veel merels in de achtertuin. 
     Pierewiet. Pierewiet. Het lied met pierewiet gaat over een merel in de lente. Dat mag best, nu de lente in het jasje van de herfst is gaan wonen. Samuel heeft geregeld muziektherapie en voor woorden als pierewiet, zeker bij herhaling uitgesproken, kun je hem wakker maken. Mooie, grappige klank. De herhaling van de ie, de rollende r. Hij lacht uitbundig bij een gezongen pierewiet. Nog een keer, dat refrein. En nog eens.[4]
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • goudmerel, kraagmerel, oliemerel, ringmerel, spotmerel, tuinmerel
Afgeleide begrippen
  • merelnest, merelslag, merelsoort, merelzang, merellied
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord merel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

  • [1] merel in het Nederlands Soortenregister N
  • [1] merel op Wikidata

Verwijzingen

Limburgs

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

merel

  1. (zangvogels) Turdus merula  merel

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.