mondharmonica

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mondharmonica    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɔnthɑrˌmonika/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • mond·har·mo·ni·ca
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mondharmonica mondharmonica's
verkleinwoord mondharmonicaatje mondharmonicaatjes

Zelfstandig naamwoord

demondharmonicav

  1. (muziekinstrument) instrument met doorslaande tongen dat met de mond bespeeld wordt
    • Speelt u vaak op een mondharmonica? 
     Je bespeelt de mondharmonica door op elke noot in of uit te ademen.[3]
      De grondtoon geleek den diepen bas des orgels, en werd geakkompagneerd door een hol keelgeluid, zwaarmoedige klok, toonen en den klank eener groote mondharmonica.[4]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mondharmonica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Weblink bron
    Leendert van der Valk
    “Haar ‘lievelings’ is altijd van perenhout” (11 mei 2022) op nrc.nl
  4. Weblink bron Muzikale visschen. in: De recensent, ook der recensenten, jrg. 19 nr. 2 (1826), p. 185
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.