< omspelen
omspelen/vervoeging
omspélen
vervoeging van de bedrijvende vorm van omspelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omspelen | te omspelen | ||||||||
toekomend | zullen omspelen | te zullen omspelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omspeeld | te hebben omspeeld | ||||||||
toekomend | omspeeld zullen hebben | omspeeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omspelend | omspeeld | ev. omspeel | mv. verouderd omspeelt | omspele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | omspeel | omspeelt | omspeelt | omspeelt | omspeelt | omspelen | omspelen | omspelen | |||
verleden (o.v.t.) | omspeelde | omspeelde | omspeelde | omspeelde | omspeelde | omspeelden | omspeelden | omspeelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omspelen | zult/zal omspelen | zult/zal omspelen | zult omspelen | zal omspelen | zullen omspelen | zullen omspelen | zullen omspelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omspelen | zou omspelen | zou(dt) omspelen | zoudt omspelen | zou omspelen | zouden omspelen | zouden omspelen | zouden omspelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omspeeld | hebt omspeeld | hebt/heeft omspeeld | hebt omspeeld | heeft omspeeld | hebben omspeeld | hebben omspeeld | hebben omspeeld | |||
verleden (v.v.t.) | had omspeeld | had omspeeld | had omspeeld | hadt omspeeld | had omspeeld | hadden omspeeld | hadden omspeeld | hadden omspeeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omspeeld hebben | zal/zult omspeeld hebben | zult/zal omspeeld hebben | zult omspeeld hebben | zal omspeeld hebben | zullen omspeeld hebben | zullen omspeeld hebben | zullen omspeeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omspeeld hebben | zou omspeeld hebben | zou/zoudt omspeeld hebben | zoudt omspeeld hebben | zou omspeeld hebben | zouden omspeeld hebben | zouden omspeeld hebben | zouden omspeeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omspeeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omspeeld | er is omspeeld | |||||||||
verleden | er werd omspeeld | er was omspeeld | |||||||||
toekomend | er zal omspeeld worden | er zal omspeeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omspeeld worden | er zou omspeeld zijn | |||||||||
lijdende vorm omspeeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omspeeld worden | omspeeld te worden | ||||||||
toekomend | omspeeld zullen worden | omspeeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omspeeld zijn | omspeeld te zijn | ||||||||
toekomend | omspeeld zullen zijn | omspeeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omspeeld | wordt omspeeld | wordt omspeeld | wordt omspeeld | wordt omspeeld | worden omspeeld | worden omspeeld | worden omspeeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd omspeeld | werd omspeeld | werd omspeeld | werdt omspeeld | werd omspeeld | werden omspeeld | werden omspeeld | werden omspeeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omspeeld worden | zult omspeeld worden | zult omspeeld worden | zult omspeeld worden | zal omspeeld worden | zullen omspeeld worden | zullen omspeeld worden | zullen omspeeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omspeeld worden | zou omspeeld worden | zou/zoudt omspeeld worden | zoudt omspeeld worden | zou omspeeld worden | zouden omspeeld worden | zouden omspeeld worden | zouden omspeeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omspeeld | bent omspeeld | bent/is omspeeld | zijt omspeeld | is omspeeld | zijn omspeeld | zijn omspeeld | zijn omspeeld | |||
verleden (v.v.t.) | was omspeeld | was omspeeld | was omspeeld | waart omspeeld | was omspeeld | waren omspeeld | waren omspeeld | waren omspeeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omspeeld zijn | zult omspeeld zijn | zult omspeeld zijn | zult omspeeld zijn | zal omspeeld zijn | zullen omspeeld zijn | zullen omspeeld zijn | zullen omspeeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omspeeld zijn | zou omspeeld zijn | zou/zoudt omspeeld zijn | zoudt omspeeld zijn | zou omspeeld zijn | zouden omspeeld zijn | zouden omspeeld zijn | zouden omspeeld zijn |
ómspelen
vervoeging van de bedrijvende vorm van omspelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omspelen | om te spelen | ||||||||
toekomend | zullen omspelen om zullen spelen |
te zullen omspelen om te zullen spelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omgespeeld | te hebben omgespeeld | ||||||||
toekomend | omgespeeld zullen hebben | omgespeeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omspelend | omgespeeld | ev. speel om | mv. verouderd speelt om | spele om (bijzin) omspele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | speel om | speelt om | speelt om | speelt om | speelt om | spelen om | spelen om | spelen om | |||
verleden (o.v.t.) | speelde om | speelde om | speelde om | speelde om | speelde om | speelden om | speelden om | speelden om | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omspelen | zult/zal omspelen | zult/zal omspelen | zult omspelen | zal omspelen | zullen omspelen | zullen omspelen | zullen omspelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omspelen | zou omspelen | zou(dt) omspelen | zoudt omspelen | zou omspelen | zouden omspelen | zouden omspelen | zouden omspelen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | omspeel | omspeelt | omspeelt | omspeelt | omspeelt | omspelen | omspelen | omspelen | |||
verleden (o.v.t.) | omspeelde | omspeelde | omspeelde | omspeelde | omspeelde | omspeelden | omspeelden | omspeelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omspelen om zal spelen |
zult/zal omspelen om zult/zal spelen | zult/zal omspelen om zult/zal spelen | zult omspelen om zult spelen | zal omspelen om zal spelen | zullen omspelen om zullen spelen | zullen omspelen om zullen spelen | zullen omspelen om zullen spelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omspelen om zou spelen |
zou omspelen om zou spelen | zou(dt) omspelen om zou(dt) spelen | zoudt omspelen om zoudt spelen | zou omspelen om zou spelen | zouden omspelen om zouden spelen | zouden omspelen om zouden spelen | zouden omspelen om zouden spelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omgespeeld | hebt omgespeeld | hebt/heeft omgespeeld | hebt omgespeeld | heeft omgespeeld | hebben omgespeeld | hebben omgespeeld | hebben omgespeeld | |||
verleden (v.v.t.) | had omgespeeld | had omgespeeld | had omgespeeld | hadt omgespeeld | had omgespeeld | hadden omgespeeld | hadden omgespeeld | hadden omgespeeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgespeeld hebben | zal/zult omgespeeld hebben | zult/zal omgespeeld hebben | zult omgespeeld hebben | zal omgespeeld hebben | zullen omgespeeld hebben | zullen omgespeeld hebben | zullen omgespeeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgespeeld hebben | zou omgespeeld hebben | zou/zoudt omgespeeld hebben | zoudt omgespeeld hebben | zou omgespeeld hebben | zouden omgespeeld hebben | zouden omgespeeld hebben | zouden omgespeeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omgespeeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omgespeeld | er is omgespeeld | |||||||||
verleden | er werd omgespeeld | er was omgespeeld | |||||||||
toekomend | er zal omgespeeld worden | er zal omgespeeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omgespeeld worden | er zou omgespeeld zijn | |||||||||
lijdende vorm omgespeeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omgespeeld worden | omgespeeld te worden | ||||||||
toekomend | omgespeeld zullen worden | omgespeeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omgespeeld zijn | omgespeeld te zijn | ||||||||
toekomend | omgespeeld zullen zijn | omgespeeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omgespeeld | wordt omgespeeld | wordt omgespeeld | wordt omgespeeld | wordt omgespeeld | worden omgespeeld | worden omgespeeld | worden omgespeeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd omgespeeld | werd omgespeeld | werd omgespeeld | werdt omgespeeld | werd omgespeeld | werden omgespeeld | werden omgespeeld | werden omgespeeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omgespeeld worden | zult omgespeeld worden | zult omgespeeld worden | zult omgespeeld worden | zal omgespeeld worden | zullen omgespeeld worden | zullen omgespeeld worden | zullen omgespeeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omgespeeld worden | zou omgespeeld worden | zou/zoudt omgespeeld worden | zoudt omgespeeld worden | zou omgespeeld worden | zouden omgespeeld worden | zouden omgespeeld worden | zouden omgespeeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omgespeeld | bent omgespeeld | bent/is omgespeeld | zijt omgespeeld | is omgespeeld | zijn omgespeeld | zijn omgespeeld | zijn omgespeeld | |||
verleden (v.v.t.) | was omgespeeld | was omgespeeld | was omgespeeld | waart omgespeeld | was omgespeeld | waren omgespeeld | waren omgespeeld | waren omgespeeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgespeeld zijn | zult omgespeeld zijn | zult omgespeeld zijn | zult omgespeeld zijn | zal omgespeeld zijn | zullen omgespeeld zijn | zullen omgespeeld zijn | zullen omgespeeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgespeeld zijn | zou omgespeeld zijn | zou/zoudt omgespeeld zijn | zoudt omgespeeld zijn | zou omgespeeld zijn | zouden omgespeeld zijn | zouden omgespeeld zijn | zouden omgespeeld zijn |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.