parça

Turks

Woordafbreking
  • par·ça
enkelvoud meervoud
nominatief   parça     parçalar  
genitief   parçanın     parçaların  
datief   parçaya     parçalara  
accusatief   parçayı     parçaları  
locatief   parçada     parçalarda  
ablatief   parçadan     parçalardan  

Zelfstandig naamwoord

parça

  1. deel, gedeelte, onderdeel, stuk
  2. stuk, scherf, brok, brokstuk (deel dat is afgebroken, afgevallen, afgescheurd, etc.)
  3. stuk, exemplaar (aantal, hoeveelheid)
  4. (muziek) muziekstuk
  5. voorwerp, object, ding
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.