parelhoen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: parelhoen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈparəlˌhun / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- pa·rel·hoen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van parel zn en hoen zn [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parelhoen | parelhoenders parelhoenderen |
verkleinwoord | parelhoentje | parelhoentjes |
Zelfstandig naamwoord
het parelhoen o
- (hoendervogels) benaming voor vogels uit het geslacht Numididae
- ▸ ⧖ Zo vergelijkt ook Jeremias, Hoofdst. XVII: 6. den geheel verlaaten en hulploozen met het parelhoen in de woestijn.[3]
Verwante begrippen
Vertalingen
1. benaming voor vogels uit het geslacht Numididae
|
|
Gangbaarheid
- Het woord parelhoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "parelhoen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ parelhoen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Michaelis, Johann David“Nieuwe overzetting des Ouden Testaments, met aanmerkingen voor ongeleerden.” (1794), Blussé, Abraham Dordrecht, 1748-1806
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.