parelhoen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  parelhoen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈparəlˌhun/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pa·rel·hoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord parelhoen parelhoenders
parelhoenderen
verkleinwoord parelhoentje parelhoentjes

Zelfstandig naamwoord

hetparelhoeno

  1. (hoendervogels) benaming voor vogels uit het geslacht Numididae 
      Zo vergelijkt ook Jeremias, Hoofdst. XVII: 6. den geheel verlaaten en hulploozen met het parelhoen in de woestijn.[3]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord parelhoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. parelhoen op website: Etymologiebank.nl
  3. Weblink bron
    Michaelis, Johann David
    “Nieuwe overzetting des Ouden Testaments, met aanmerkingen voor ongeleerden.” (1794), Blussé, Abraham Dordrecht, 1748-1806
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.